25.000 vrouwen werden gedwongen hun baby af te staan

Collectieve trauma’s

In deze rubriek bespreken we traumatische ervaringen die in veel families voor komen en die doorwerken naar volgende generaties. 

In de jaren vijftig, zestig en zeventig werd ongehuwd moeder worden vaak gezien als een schande. Naar schatting werden in deze periode 25.000 moeders gedwongen hun baby direct na de geboorte af te staan ter adoptie. Deze ‘vergeten geschiedenis’ heeft diepe emotionele littekens achtergelaten die tot op de dag van vandaag voortleven in families.

 

Ongehoorde schande

Tot ver in de jaren zestig was seks voor het huwelijk een absoluut taboe. Het was de tijd vóór de seksuele revolutie, vóór het grootschalige gebruik van anticonceptie, vóór de eerste bewust ongehuwde moeders en vóór de legalisering van abortus. In die tijd werd van een ongetrouwd meisje verwacht dat ze zich onthield van seks. Toch gebeurde het, en als een meisje ongehuwd zwanger raakte, werd dit gezien als een ongehoorde schande. Door het hele land waren er tehuizen waar ‘gevallen’ vrouwen werden opgevangen om te bevallen. Direct na de geboorte moesten zij hun baby afstaan voor adoptie. Vaak mochten ze hun kindje niet eens zien. Soms werden kinderen te vondeling gelegd of illegaal aangeboden aan kinderloze echtparen, die nooit zeker wisten of ze hun geadopteerde kind konden behouden.

 

Een ernstige kwestie

De maatschappelijke kijk op ongehuwd zwangere vrouwen wordt scherp geïllustreerd door een citaat van een vooraanstaand psychiater uit 1964: “Het buiten huwelijksverband zwanger worden en bevallen van een kind was en is in onze samenleving een hoogst ernstige aangelegenheid. De (aanstaande) ongehuwde moeder handelt in strijd met de normen die de maatschappij stelt. Ze ondermijnt de algemeen geaccepteerde gezinsstructuur door zwanger te raken buiten de huwelijksverhouding om.”

 

De verbroken band

Veel jonge vrouwen ondergingen de hoon en vernederingen van hun omgeving zwijgend. Ze voelden zich immers schuldig en geloofden dat ze de straf hadden verdiend. In hun eigen ogen waren ze gedegradeerd tot een ‘sloerie’, een ‘hoer’. Ze hadden gezondigd en dat voelde ‘fout’. De overheid achtte regulering noodzakelijk en in 1956 werd de Adoptiewet ingevoerd, die vooral gericht was op het regelen van de rechten van adoptieouders. Een van de belangrijkste gevolgen van adoptie was het volledig verbreken van de juridische band tussen de biologische moeder en het kind. Dit betekende dat de moeder geen aanspraak meer had op haar kind, noch toegang had tot informatie over zijn welzijn. Voor moeders betekende de Adoptiewet dus geen vooruitgang, integendeel. Jonge moeders werden steeds vaker onder druk gezet om hun baby af te staan.

 

Familiegeheim

Het gedwongen afstaan van een kind is niet alleen traumatisch voor de moeder, het beschadigt ook het familiesysteem, en de negatieve effecten kunnen doorwerken in latere generaties. Vaak werd er binnen de familie niet over gesproken en werd het een verborgen familiegeheim. Uit ervaring met familieopstellingen weten we dat geheimen schadelijk kunnen zijn voor de familie als geheel, maar ook één of enkele leden kunnen treffen. In dergelijke opstellingen wordt vaak snel duidelijk dat iets uit het verleden om erkenning vraagt, hoewel erover zwijgen de norm was. In de inleiding van zijn boek Een therapeutische reis beschrijft Alain de Botton het treffend: “Iets uit het verleden schreeuwt om erkenning en zal ons pas met rust laten als het de aandacht heeft gekregen waar het recht op heeft.”