In deze rubriek onderzoeken we de collectieve trauma’s van groepen in onze samenleving. De collectieve trauma’s komen vaak naar voren in individuele verhalen en familieopstellingen. In dit nummer de woonwagenbewoners. Woonwagenbewoners vormen een unieke groep in Nederland, met een cultuur die door de jaren heen veel onder druk heeft gestaan. Deze gemeenschap heeft door de decennia heen te maken gehad met een diepgeworteld trauma, veroorzaakt door het beleid en optreden van de overheid. Dit trauma ontstond door decennia van gedwongen maatregelen en negatieve beeldvorming, wat niet alleen leidde tot een verlies van vrijheid en identiteit, maar ook tot een blijvend wantrouwen jegens overheidsinstellingen.
Geschiedenis van overheidsingrijpen
Vanaf de jaren vijftig voerde de Nederlandse overheid een beleid dat gericht was op het ‘integreren’ van woonwagenbewoners in de maatschappij. Onder het mom van maatschappelijke orde en veiligheid werden veel woonwagencentra opgeheven. Mensen werden gedwongen om zich in vaste woningen te vestigen, waardoor hun traditionele levenswijze werd aangetast. Dit beleid verhardde in de jaren zestig en zeventig: woonwagenbewoners werden steeds meer beperkt in hun keuze om rond te trekken of hun gemeenschap bij elkaar te houden. Daarnaast werd hun cultuur vaak gezien als ‘problematisch’, wat leidde tot een verdere sociale isolatie. De overheid zag het wonen in een woonwagen als een ongewenste situatie en besloot tot beleid dat moest leiden tot assimilatie. Dit beleid nam soms extreem restrictieve vormen aan, zoals het sluiten van kampementen, het beperken van het aantal standplaatsen en het doorzetten van gezinnen naar een ander gebied, zonder rekening te houden met familiebanden of gemeenschapsstructuren. Deze maatregelen betekenden voor veel woonwagenbewoners niet alleen een verlies van hun fysieke thuis, maar ook een ondermijning van hun culturele identiteit en vrijheidsbeleving.
Gevolgen van het trauma
Het overheidsbeleid en de gedwongen huisvesting hebben een blijvend trauma veroorzaakt bij de woonwagengemeenschap. Veel van hen voelen zich nog steeds buitengesloten en gestigmatiseerd door de maatschappij en ervaren een diepgeworteld wantrouwen tegenover overheidsinstanties. Dit wantrouwen wordt vaak doorgegeven aan volgende generaties, die de pijn en het onrecht van hun ouders en grootouders met zich meedragen. De gevolgen van dit collectieve trauma zijn zichtbaar in verschillende vormen. Wie ben ik en wat is mijn plek zijn vragen die voor deelnemers(sters) uit woonwagenfamilies aan de orde zijn. Het gevoel van nergens bij te horen, werd en wordt versterkt door het overheidsbeleid dat gebaseerd was op de ontkenning van de culturele identiteit van woonwagenbewoners.
Heling
In familieopstellingen kan ook een diep verlangen naar erkenning van het onrecht en naar verbinding met de eigen geschiedenis zichtbaar worden. Het is vaak belangrijk dat deze verborgen of onderdrukte gevoelens van leed en verlies erkend worden, zodat de familieleden zichzelf en hun afkomst kunnen accepteren. Het toestaan van dit verlangen naar erkenning en heling, bijvoorbeeld door het betrekken van voorouders of symbolen van de woonwagenbewonercultuur, kan helpen om deze last los te laten en ruimte te maken voor nieuwe vormen van verbinding.