Collectieve trauma’s: Het verhaal van vaders, zonen en grootvaders in de Limburgse mijnen
In de schaduw van de ondergrondse wereld van de mijnen schuilt een collectief trauma dat nog altijd doorwerkt in de families van de mijnwerkers. Werken in de mijnen was zwaar en gevaarlijk. Dagelijks trotseerden mannen de duisternis en de instabiliteit van de aarde, met als gevolg dat ruim 1500 mijnwerkers het uiteindelijk met de dood moesten bekopen. Naast de constante dreiging van instortingen en ongelukken, was de zware arbeid in de mijnen ook een bron van gezondheidsproblemen. Een veelvoorkomende ziekte, de stoflong (pneumoconiose), trof de arbeiders zwaar. Het verdriet en de pijn die hiermee gepaard gingen, werden vaak door werkgevers en artsen ontkend, louter om te voorkomen dat er schadevergoedingen zouden moeten worden betaald. Naast dat negatieve beeld waren er ook positieve kanten: er was onder de mijnwerkers een sterke saamhorigheid en collegialiteit. Ze waren ook trots op hun werk.
Nooit erkenning
Na de Tweede Wereldoorlog nam de steenkoolwinning een centrale plaats in de wederopbouw van Nederland in. Mijnwerkers, die met hun arbeid het fundament legden voor een nieuw begin, kregen daarvoor nooit de erkenning die ze verdienden. Het harde werk en de offers die zij brachten, werden overschaduwd door economische belangen en politieke keuzes. Vanaf 1965 werden de mijnen gesloten, een beslissing die niet alleen leidde tot enorme werkloosheid, maar ook tot het verdwijnen van een complete cultuur. De sluiting van de mijnen betekende het einde van een levenswijze die generaties lang het sociale en culturele weefsel van Zuid-Limburg had gevormd. De identiteit van een gemeenschap, die ooit werd gekenmerkt door saamhorigheid en waar hard werken de norm was, raakte ernstig gewond. Alle gebouwen die herinnerden aan de mijnbouw werden met de grond gelijk gemaakt.
Sterk wantrouwen
Vanuit een systemisch perspectief is het van belang te begrijpen dat dit collectieve trauma niet stil bleef staan in het verleden. De diepe wonden die zijn geslagen, resoneren nog steeds in de verhalen en ervaringen die binnen families worden doorgegeven. Ouders dragen de pijn van verloren kameraadschap, van een verloren gevoel van waardigheid en van een maatschappij die hen in de steek liet. Deze onverwerkte emoties en herinneringen vormen een onzichtbare erfenis die in de volgende generaties doorklinkt. Kinderen en kleinkinderen kunnen opgroeien met een onderbuikgevoel dat hun eigen identiteit en plaats in de maatschappij beïnvloedt. Het trauma, hoewel in de loop van de tijd soms verborgen of ontkend, vindt nieuwe vormen van expressie in familieverhalen, gedragingen en relationele patronen. Niet voor niets is er bij bewoners van de voormalige mijnstreek een sterk wantrouwen tegen de overheid.
Dagelijks trauma
Daarnaast moeten we de fysieke littekens van het mijnbouw verleden niet vergeten. Door de decennia van zware mijnbouw verzakken huizen, waardoor ze onbewoonbaar worden en gemeenschappen letterlijk op instorten staan. Hoewel de overheid schadevergoeding heeft toegekend aan de getroffen inwoners, blijft het geld maar op de achtergrond hangen. Net als in het drama dat we in Groningen hebben gezien, lijkt de compensatie in Limburg nooit echt van de grond te komen. Deze vertraagde of gebrekkige afhandeling versterkt het gevoel van onrecht en verwaarlozing, waardoor het leed van Limburg nog steeds springlevend is. De schade is niet alleen economisch of structureel; het is ook een emotionele last die generaties lang meegeeft. Hierdoor blijft de herinnering aan de offers en het harde werk van de mijnwerkers niet alleen een systemisch trauma, maar ook een dagelijkse realiteit voor velen die nog steeds de gevolgen van die tijd ondervinden.
Over de mijnbouw in Limburg en het verdwijnen daarvan is een vierdelige documentaire gemaakt met als titel ‘Het stof daalt’. Deze is terug te kijken op de streamingdienst NPO Start.