De last van overleven

Hoe oorlogstrauma’s van overlevenden kunnen doorwerken in volgende generaties

 

Dat jij de “hel” overleefd hebt en de ander niet, is geen eindpunt, maar het begin van een zoektocht naar de zin van het leven, naar bestaansrecht, en vooral: naar hoe je verder moet met een leven dat zich nauwelijks nog laat leven. De pijn, het verlies, het schuldgevoel, vaak ook onbewust – is vaak te veel, te zwaar om te dragen. En dat wat niet gedragen wordt, niet erkent, en niet ervaren, zoekt een weg. Soms via de kinderen, en soms zelfs later via de kleinkinderen.

Volgen in de dood
In systemisch werk zien we een opvallend patroon bij overlevenden van oorlogstrauma’s: een sterke innerlijke verbondenheid met degenen die het niet hebben overleefd. Die verbondenheid kan zo groot zijn, dat de overlevende onbewust het verlangen ontwikkelt om de ander te volgen in de dood. “Waarom hij wel en ik niet?” “Ik had bij haar moeten zijn.”
Deze doodswens hoeft niet luid uitgesproken te worden. Vaak is hij verstopt, ingekapseld in verdriet, schuld, stil verdriet of verborgen depressie. Maar kinderen voelen dit feilloos aan. Ook als er niet over gesproken wordt – juist dan. Kinderen zijn systeem getrouw en loyaal. Als een kind voelt dat een ouder niet volledig aanwezig is, omdat een deel van diens ziel nog bij een geliefde dode is, kan het kind besluiten: “Dan volg ik jou. Dan blijf ik ook niet helemaal.”
Of: “Dan leef ik het leven dat jij niet kon leven – zelfs al weet ik niet hoe.” Dit mechanisme noemen we identificatie: het kind neemt onbewust het lot van de ouder op zich. Uit magische liefde. Uit loyaliteit. En soms met fatale gevolgen.

Zelfdestructie als stille erfenis
Deze identificatie kan leiden tot patronen van zelfdestructie: depressie, verslaving, het aantrekken van gevaarlijke situaties, of zelfs suïcide. Niet zelden zeggen mensen in therapie: “Ik voel me alsof ik er eigenlijk niet hoor te zijn.” Of: “Mijn leven voelt niet als van mij.”
In een familieopstelling wordt soms zichtbaar dat zo iemand verbonden is met een overleden familielid – een kind, een broer, een geliefde – die in de oorlog is omgekomen. De levende draagt iets wat niet van hem of haar is. Pas als dat zichtbaar wordt, en erkend, kan er ruimte komen voor een eigen plek, voor een eigen leven.
Dan kun je er ook zijn voor je partner en kinderen. Wie energetisch verbonden is met een overleden geliefd persoon, is niet beschikbaar voor anderen. Dat kan heel goed tot uitdrukking komen in relationele problemen.

De ondraaglijke last van schuld
Een andere dynamiek die veel voorkomt bij overlevenden is overlevingsschuld. Waarom ik wel, en zij niet? Deze schuld kan als een onzichtbare ketting het leven beperken. Alles wat goed gaat, voelt ongepast. Vreugde, succes, genieten – het mag niet. Want er zijn velen gestorven. Deze schuld is geen rationeel gevoel, maar een diepe innerlijke overtuiging: “Ik had geen recht om te blijven.” We zien dit bijvoorbeeld terug bij mensen die zichzelf alles ontzeggen. Of ze offeren zich op voor anderen en zijn altijd bezig met helpen.
Soms wordt deze last doorgegeven aan de volgende generatie. Dan voelt een kind zich schuldig zonder te weten waarom. Alsof er altijd een donkere wolk boven het leven hangt, een zwaarte die nergens vandaan lijkt te komen. Totaal niet in overeenstemming met het gezin waar je in geboren bent. In systemisch werk herkennen we dit als een ‘verstrikking met het verleden’. Het systeem probeert iets recht te zetten, maar doet dat op een manier die het probleem in stand houdt.

Erkennen is de eerste stap
Als er bewustzijn komt, dat de “zwaarte” of depressieve klachten wellicht vanuit het familiesysteem afkomstig kan zijn. Omdat je weet dat er mensen zijn overleden en ook overlevenden zijn, kan erkenning helpen. Erkenning van het lot, van het verdriet, van de doden – maar ook van de levenden. In een opstelling kunnen we zien hoe een overlevende zich kan buigen voor wie gestorven is, zonder zelf te hoeven sterven. Het pad naar heling begint met erkennen wat er werkelijk is, bijvoorbeeld door in een opstelling te zeggen: “Jij bent dood en ik leef.” Soms is de erkenning van die realiteit, wat al een schok teweeg kan brengen. Diep van binnen kan iemand heimelijk geloven dat de overlevende er nog is. Een volgende uitspraak kan zijn: “Ik zal jou eren door iets van mijn leven te maken. Je dood is niet voor niets geweest.” Vaak laten we de levende in de opstelling symbolisch afscheid nemen, bijvoorbeeld door te buigen voor de doden en zich vervolgens om te draaien. Dergelijke rituelen kunnen helend zijn, de levenskracht kan weer gaan stromen – van generatie op generatie. Pas dan kan het leven weer echt geleefd worden.