De echo van een verzwegen verleden

Hoe jongeren vandaag nog worstelen met de naweeën van de oorlog
Tachtig jaar na de bevrijding lijkt de Tweede Wereldoorlog steeds verder achter ons te liggen. Voor velen is het een hoofdstuk uit de geschiedenisboeken, herdacht op 4 en 5 mei, maar niet langer persoonlijk. Toch blijkt in het systemisch werk iets anders: de oorlog leeft voort – stil, onzichtbaar en vaak onbegrepen – in de levens van jongeren van nu. Vooral bij wie behoort tot de derde of vierde generatie openbaren zich vage klachten, existentiële gevoelens van gemis, en een diep innerlijk zoeken zonder duidelijke aanleiding.
Soms ook eetproblemen zoals Anorexia of Builimia, omdat de voormoeders het eten uit hun mond spaarde voor de kinderen en er zelf aan onderdoor gingen. Of in een rotterdams gezin waar bij 6 kinderen en andere familie overleden door een bominslag. 1 kind was naar buiten gerend om zijn vader te halen en overleefde het bombardement. In de volgende generaties kregen kinderen last chronische vermoeidheid, konden het leven niet nemen, vanuit schudgevoel, dat hun vader de enige overlevende was van het bombardement.
Zij hebben de oorlog zelf niet meegemaakt. Hun ouders meestal ook niet. En toch voelen ze zich soms vreemd in hun eigen leven. Ze worstelen met vragen als: Waarom voel ik me zo zwaar, zonder reden? Waarom ervaar ik een leegte, terwijl mijn jeugd veilig was? In de reguliere psychologie wordt dit al snel gekoppeld aan depressie of angststoornissen. Maar systemisch werk opent een ander perspectief: deze jongeren kunnen verstrikt zijn geraakt in familieverhalen die nooit zijn verteld – en nooit zijn erkend.

Wat niet verteld is, blijft leven
In veel families heerst zwijgen over de oorlog. De grootouders waren fout, of slachtoffer, of allebei. Er waren geheimen, schaamte, verlies. En in plaats van deze verhalen te delen, werd er gezwegen. Soms uit bescherming, soms uit schaamte, vaak omdat de woorden simpelweg ontbraken. Maar wat verzwegen wordt, verdwijnt niet. In familiesystemen blijft het voortleven – als een onzichtbare stroom die zich een weg zoekt door de generaties.
De jongere generatie, opgegroeid in vrijheid en overvloed, voelt vaak dat er iets niet klopt. Ze voelen zwaarte zonder oorzaak, verdriet dat niet van hen lijkt te zijn, of een diep gevoel van ontheemding. Sommigen ontwikkelen fysieke klachten, anderen kampen met onverklaarbare angst of een onbestemd gemis. Systemisch gezien kan dit duiden op een ‘verstrikking’ met iemand uit het verleden – een grootouder, oudoom of onbekend familielid die een zwaar lot droeg en geen plek kreeg in het familieverhaal.

Verstrikking zonder kennis
Wat deze jongeren zo kwetsbaar maakt, is dat ze vaak niet eens weten waarmee ze verstrikt zijn. De oorzaak ligt buiten hun zicht – in wat nooit werd gezegd. En juist dat maakt de verstrikking hardnekkig. In opstellingen zien we dan bijvoorbeeld een jonge vrouw die zich nooit thuis voelt in haar leven. Ze kan moeilijk kiezen, heeft het gevoel dat haar leven ‘niet echt van haar’ is. Pas wanneer blijkt dat haar grootmoeder een zus verloor in de oorlog – een kind dat werd doodgezwegen – wordt er iets zichtbaar. De jongere draagt het verdriet van iemand die zij nooit gekend heeft, omdat het systeem haar onbewust die taak gaf.

De oorlog als stil fundament
De oorlog kan, ook onbewust, een soort fundament worden onder het familiesysteem. Alles wat daarna kwam, was gebouwd op overleven, op opnieuw beginnen. Maar als dat fundament bestaat uit verzwegen pijn, onzichtbare schaamte of niet erkend verlies, dan sijpelt dat door. En hoe verder we van de oorsprong afstaan, hoe diffuser de symptomen worden. Waar de eerste generatie nog met concrete herinneringen leefde, en de tweede worstelde met schaamte of woede, ervaart de derde generatie vooral verwarring: Wat draag ik dat niet van mij is?

Zichtbaarheid maakt vrij
In systemisch werk begint heling met zichtbaarheid. Niet met het oplossen van problemen, maar met het erkennen van wat er werkelijk is – of was. Voor jongeren kan dat betekenen dat ze op zoek gaan naar hun familiegeschiedenis. Dat ze vragen durven stellen. Of dat ze in een opstelling iemand ontmoeten uit hun systeem die ze nooit gekend hebben, maar wiens lot nog altijd doorwerkt. Als dat gebeurt, ontstaat er vaak opluchting. Niet omdat het ‘voorbij’ is, maar omdat het erkend is. Jongeren voelen dan: Ik ben niet gek. Het is niet alleen van mij. En dan komt er ruimte. Voor een eigen leven, een eigen pad. En vooral: voor een diepere rust.