Mijn opa zat in het verzet
Henk is een rustige man van begin zestig. In het voorgesprek voor zijn opstelling vertelt hij dat hij zich vaak schuldig voelt – over grote dingen, over kleinigheden, over van alles en nog wat. Alsof hij zich voortdurend moet verantwoorden of boete moet doen. Hij weet dat het niet realistisch is, maar het gevoel blijft aan hem kleven. Op de vraag of er bijzonderheden zijn in zijn familiegeschiedenis, moet hij lang nadenken. “Er zijn eigenlijk weinig bijzonderheden, behalve misschien dat mijn opa in de Tweede Wereldoorlog bij het verzet zat. Hij had in de familie een soort heldenstatus, maar wat hij nou precies gedaan had, daar werd niet over gesproken.”
Ik zie je
Tijdens de opstelling kiest Henk een representant voor zichzelf en een voor zijn opa. Zodra de representant van opa in het veld staat, verandert de energie voelbaar. Hij staat wat krom, alsof hij een last draagt, en kijkt strak naar de grond. Yvonne vraagt aan Henk of hij weet of zijn opa in de oorlog mogelijk ook mensen heeft vermoord. Henk kijkt verbaasd. “Ik weet het niet,” zegt hij. “Dat werd nooit besproken. Alleen dat hij bij het verzet zat.”
Dan vraagt Yvonne een van de andere deelnemers om op de grond te gaan liggen, op de plek waar opa’s blik naartoe gaat. Op dat moment lijkt er iets te verschuiven. De representant van opa komt enigszins tot leven, richt zich op en zegt: “Ik wil naast hem liggen.” Als ze naast elkaar liggen, kijken ze elkaar aan. Het is stil, maar iedereen voelt dat er veel gaande is tussen de twee representanten. Dan laat Yvonne ze om beurten zeggen: “Ik zie je. En het spijt me.” Er hangt een diepe stilte in de ruimte en bij iedereen is een gevoel van opluchting. Het is duidelijk dat er iets is afgerond. Yvonne sluit de opstelling af.
De doden zijn gezien
In haar uitleg daarna licht Yvonne toe wat er zojuist zichtbaar is geworden. “Als iemand wordt vermoord, vormen dader en slachtoffer vanaf dat moment een innerlijk systeem. Ze raken energetisch met elkaar verbonden. En als dat systeem geen erkenning krijgt, als het wordt verzwegen of ontkend, zoekt het systeem een andere manier om alsnog zichtbaar te worden. In dit geval is Henk daarin dienstbaar geworden.” Ze kijkt Henk aan. “Jij draagt de schuld van je opa. Niet omdat je iets verkeerd hebt gedaan, maar omdat er iets verborgen was gebleven. Door deze opstelling is dat zichtbaar geworden. De doden zijn gezien, erkend. De cirkel is rond. En jij mag het nu loslaten.
Voorbij goed en fout
We zien overigens wel vaker dat iemand die vanuit rechtvaardigheid het leven van een ander neemt, zich achteraf toch schuldig voelt.”
“Het doet er voor het systeem niet toe dat jouw opa ‘goed’ was in de oorlog en zijn slachtoffers ‘fout’. Ook al verraadden zij Joden die door hun verraad zijn omgekomen in een concentratiekamp – in het familiesysteem wordt geen moreel oordeel geveld. De systemische dynamiek gaat niet over goed of fout, maar over wie er buitengesloten is. En over wat gezien wil worden.” Voor Henk voelt het alsof er een last van hem afglijdt die hij zijn hele leven met zich meedroeg zonder te weten waarom. De opstelling heeft iets aan het licht gebracht wat nooit uitgesproken werd, maar wel in het familiesysteem aanwezig was. En door het zichtbaar te maken, is er ruimte ontstaan voor bevrijding – voor Henk, en voor wie hem voorgingen.